Volgens soort
In het Zwin komen ontzettend veel natuurwaarden voor. Die zijn allemaal uniek en belangrijk, maar er zijn een aantal soorten en habitats die je als Zwinbezoeker eigenlijk niet mag missen.
Ooievaars
Vanaf januari zijn ooievaars opvallender aanwezig in het Zwin Natuur Park. De broedvogels beginnen dan hun nestplaatsen te bezoeken. In februari komen broedvogels aan die verder naar het zuiden hebben overwinterd. Vanaf maart gaat het broedseizoen van start, met nestbouw en paringen. Eind maart-begin april worden eieren gelegd en een goede maand later komen kuikens uit. In de eerste helft van juli vliegen de jongen uit. Ongeveer een maand later, rond half augustus, trekken de meeste vogels weg. Kleine aantallen ooievaars overwinteren in de Zwinstreek.
Koloniebroeders
Op de eilanden in de Zwinplas zitten tijdens het broedseizoen grote aantallen koloniebroeders. De broedeilanden in de Zwinplas zijn goed te zien vanuit de kijkhut in het Zwin Natuur Park. Op het einde van de winter, en zeker bij zacht weer, komen de eerste kokmeeuwen en zwartkopmeeuwen aan op zoek naar een broedplaats. In maart lopen de aantallen snel op en in april gonst het van de activiteit op de eilanden. Steltlopers zoals kluut en bontbekplevier vervolledigen het plaatje. De meeuwen leggen eieren in de tweede helft van die maand. Sterns komen vanaf half april aan uit hun Afrikaanse wintergebieden. In mei en juni is het een drukte van jewelste. In juli zijn de jongen vlieg klaar. De (broed)activiteit neemt snel af, want de broedvogels verlaten de eilanden. In de herfst en winter is er niet veel activiteit op de eilanden. Af en toe worden ze gebruikt door grazende en rustende ganzen en eenden.
Lepelaars
Vanaf maart komen lepelaars aan uit hun Afrikaanse wintergebieden. Veel vogels vliegen over, onderweg naar Nederlandse broedgebieden. Kleine aantallen houden even halt. In mei-juni verblijven kleine groepjes in het gebied. Vanaf juli nemen de aantallen toe om te pieken in augustus en september. Eind september-begin oktober trekken de vogels zuidwaarts. Lepelaars zijn op een enkele uitzondering na normaal niet aanwezig tijdens de wintermaanden. In het Zwin zijn lepelaars waar te nemen overal waar water staat. De Zwinplas en de Zwinuitbreiding zijn de beste plekken.
Steltlopers
Heel het jaar door zijn steltlopers te zien in het Zwin. In totaal zijn hier maar liefst 40 soorten waargenomen! 29 daarvan zijn jaarlijkse gasten. Een aantal soorten broedt hier: kluut, scholekster, kievit, bontbekplevier, kleine plevier, strandplevier en tureluur. De overige soorten zijn doortrekkers en wintergasten. De grootste aantallen en de hoogste soorten diversiteit is te zien tijdens de voorjaars- en najaarstrek. Tijdens de winter kunnen 21 soorten steltlopers worden waargenomen. Je kan overal in het Zwin steltlopers waarnemen, maar de Zwinvlakte en de daarbij aansluitende Zwinuitbreiding herbergen de meeste soorten en de grootste aantallen.
Ganzen en eenden
Ganzen zijn het hele jaar door te zien in het Zwin. In de late zomer nemen de aantallen van grauwe gans en brandgans toe. Vanaf oktober vervroegen Arctische ganzen, in het bijzonder kolganzen, de gemengde ganzengroepen. In de loop van maart verdwijnen de Arctische ganzen weer. Ganzen kunnen overal in het gebied worden waargenomen. Een favoriete plek is de Kleyne Vlakte, het grote weidegebied aan de ingang van het Zwin Natuur Park. Bergeend, wilde eend en kuifeend zijn vaste broedvogels in het Zwin.
Boomkikker
De boomkikker is de meest opvallende amfibieënsoort van het Zwin. Het is een zeldzame soort in België, die maar in een handvol gebieden voorkomt. Het Zwin is de enige plek in westelijke België waar nog boomkikkers te vinden zijn. Na een dieptepunt rond de eeuwwisseling doet de soort het weer veel beter. Dat is te danken aan gerichte beheermaatregelen, zoals het aanleggen van een groot aantal poelen. Tegenwoordig is de soort makkelijk waar te nemen. Vooral op zonnige dagen in de periode april-oktober zijn op veel plaatsen zonnende boomkikkers te zien.
Zoutverdragende planten
De meest typische planten van het Zwin zijn een aantal soorten zoutverdragende planten, zoals lamsoor, gewone zoutmelde, zeekraal en zulte. Zout water is in de regel niet goed voor planten, maar een aantal bijzondere soorten heeft zich speciaal aangepast aan het leven op de rand van zout water en land.
De meest extreme soorten groeien op plekken die zeer regelmatig overspoeld worden met zout zeewater. Andere soorten groeien op plaatsen die minder frequent overstroomd worden. De beste periode om de zoutverdragende plantensoorten van het Zwin in vol ornaat te zien is juli-september. Je moet er voor naar het deel van het Zwin dat onder directe invloed staat van de zee, de Zwinvlakte. Langs paden van de groene en de blauwe wandellus in de vlakte kan je de zoutverdragende planten prima waarnemen.